Heel onderwijzend Nederland heeft het erover: brede brugperiodes. En dat is niet voor niets; verschillende wetenschappelijke onderzoeken laten zien dat het volgen van een brede brugperiode positieve effecten heeft op leerlingen. Maar wat vinden leerlingen, ouders, docenten en schoolleiders eigenlijk zelf van zo’n brede brugperiode? Welke verhalen en kansen komen hieruit naar voren? Welke teleurstellingen of risico’s liggen er op de loer? En minstens zo belangrijk: wat zijn de wensen voor de toekomst?
In opdracht van de Gemeente Amsterdam schreven we een verhalenbundel waarin inzichten uit de bestaande literatuur worden aangevuld met levendige ervaringen uit de praktijk.
Het vraagstuk: de praktijk in kaart brengen
Kansengelijkheid is een belangrijk thema voor de Gemeente Amsterdam. Met die reden zet de gemeente in op de PIEK-aanpak (Professionaliseren, Innoveren, Excelleren en Kansen pakken), waarmee scholen worden ondersteund bij structurele en organisatorische aanpassingen die bijdragen aan gelijke kansen voor leerlingen.
Eén van de kernpunten in de PIEK-aanpak is het stimuleren van brede brugklassen op Amsterdamse middelbare scholen. Uit diverse onderzoeken blijkt namelijk dat brede brugperiodes kansengelijkheid en burgerschap bevorderen.
Hoewel deze bestaande literatuur overtuigend, diepgaand en divers is, ontbrak het zicht op de praktijk: want wat vinden leerlingen, ouders, docenten en schoolleiders eigenlijk zelf van zo’n brede brugperiode?
Goed geschud werd gevraagd om inzichtelijk te maken wat brede brugperiodes in het voortgezet onderwijs opleveren. Hierbij ging het om de opbrengsten voor álle leerlingen: alle ervaringen, negatief of positief, cognitief en niet-cognitief, telden mee.